Milano Sanremo

Cicloamatori Milano Sanremo 2019

Milano – Pieve Emanuele

Bij aankomst in Milan op donderdagavond stond Dik ons al op te wachten – hij was met zijn bus vooruit gereden terwijl wij (Veerle, Monique, Ron en ik) het vliegtuig naar Linate namen. Jammer dat Carl vanwege zijn werkzaamheden op het laatst af moest zeggen, dus bleven er nog maar drie renners over van ‘Team MSR-Westland’. Het wat gedateerde mega grote conferentie hotel in Pieve Emanuele was ook de start locatie die in die zin wel handig. Wel jammer dat het in een nogal naargeestige wijk lag. Ook raar: er was geen fiets of wielrenner te bekennen…. Even waren we bang dat we wellicht aan het verkeerde eind van Milano-San Remo stonden. Heel onwerkelijk en zo anders dan bijvoorbeeld bij de Marmotte waar het in de hele omgeving dagen van te voren l krioelt van de wielrenners.

Om de beentjes wat los te fietsen zijn we op vrijdag op het gemak richting Pavia gereden. Monique reed ook mee en Veerle gaf de voorkeur aan een wandeling in het heerlijke zonnetje. De route naar Pavia was hetzelfde als wat we zondag zouden rijden en het viel ons op dat er wel al heel goede markerkeringen waren aangebracht; overigens had Ron merkwaardigerwijs geen bordje gezien, wat verklaarde waarom we steeds moesten roepen waar hij heen moest . Maar goed, mochten we zondag moeten lossen van het peloton, zouden we de weg niet snel kwijtraken. Over de weg gesproken – het is nauwelijks voor te stellen dat de profs daadwerkelijk op hoge snelheid over deze wegen razen – wat een gatenkaas dat wegdek….

De zaterdag hebben we rustig doorgebracht met niet te veel actie. Ron heeft nog wel een ritje gemaakt maar Dik en ik prefereerde een daagje rust. Ter voorbereiding en zelfbescherming heb ik nog een paar keer wat ervaringsverhalen van eerdere deelnemers doorgelezen. Zo is onder andere het verhaal op de site van ‘zijwielrent.nl’ een aanrader: dat weerhoud je er wel van om de eerste 120 kilometer je in het peloton met dolle stieren mee te laten zuigen; om vervolgens totaal uitgewoond aan die andere 180 kilometer te moeten beginnen. Voor iemand die zo makkelijk gek te maken is als ik, is het verplichte kost – dat hoef ik denk ik niet verder uit te leggen ;-).

In de middag begon het hotel dan toch ineens vol te stromen met wielrenners. Eindelijk kreeg je het idee dat er wat stond te gebeuren. We hadden de startnummers en transponders ’s morgens al opgehaald; dat was een zorg minder – want de inschrijving had nogal wat moeite gekost. De website is een puinhoop, werkt grotendeels niet en de Engelse en Hollandsche teksten zijn nog half in het Italiaans. Het uploaden van licenties en medische verklaringen heeft nogal wat om handen gehad – ik was er vooraf niet helemaal gerust op. Gelukkig is het uiteindelijk toch allemaal gelukt – phew…

Dik en ik hebben overigens serieus overwogen om ofwel na de race, ofwel voor de start vast een kilometer of 5 extra te rijden, zodat we 300km op de teller zouden krijgen. Tsja, je zal het maar in je kop hebben zitten. Gelukkig kennen Monique, Veerle en Ron hun pappenheimers, anders dachten ze waarschijnlijk dat we nu toch echt totaal mesjogge geworden waren.

Raceday – La Primavera

En dan is het zover – de wekker gaat om 5 uur. Op naar het ontbijt en gelijk door naar de bus. We waren gewaarschuwd dat de liften eindeloos veel tijd zouden kosten omdat die vol staan met renners plus fietsen. OP het gemakkie hebben we de startnummers en transponders gemonteerd en op naar het startvak. Terwijl Dik bij de ingang van het startvak nog even naar de WC gaat, valt het me op dat er geen bidons op zijn fiets zitten. Nou is Dik geen grote drinker, maar 30km zonder druppel kan toch niet de bedoeling zijn. Dus toch nog even paniek in de tent – gelukkig loopt Monique toevallig langs en dank zij haar snelle sprint terug naar onze bus kon Dik toch nog met twee volle bidons op pad. Nog net op tijd gaan we het startvak in; Ron stond daar al even en vroeg zich al af waar we bleven.

Zoals verwacht ging het de eerste kilmeters gelijk vol gas. Als een stel wilde stieren die vrij gelaten worden sjeest het spul op pad – ieder op zoek naar zijn plaatsje in het peloton. Omdat we vrijwel achteraan stonden moesten we gelijk flink aan de bak en was het moeilijk om groepjes te vormen. Uiteindelijk kwam de boel aardig bij elkaar. Leuk dat Dik – ondanks het veelvuldig indekken dat hij niet zo snel rijd – toch aan kon sluiten bij het peloton. We koersten met snelheden tussen de 38 en 45 richting Pavia. Al na een paar kilometer, op een stuk weg met enorme gaten en scheuren, was er gelijk al valpartij. We konden er gelukkig zonder problemen omheen. Een paar kilometer verderop zie ik in mijn ooghoeken een renner staan met een gebroken wiel.

Langzaam werken we ons vooruit in groep. De wind staat hier niet echt gunstig. Ondertussen draaide ik ook al af en toe mee op kop maar een poging van Italiaans ploegje om molentje op te zetten faalt consequent. De Italiaanse wegkapitein had een mooie collectie Italiaanse krachtermen voor handen als er weer gat viel; niet echt lelijk of scheldend, eigenlijk wel op een leuke manier.

En dan, na weer een paar rottige gaten in de weg sneuvelt de achterband van Ron. Oei, twijfel bij mij en Dik wat te doen. We hadden zo’n situatie niet echt doorgesproken. Uiteindelijk besloten we toch maar te wachten om, in elk geval zo lang mogelijk, samen te rijden. Na een 10-15 minuten zaten we weer in het zadel. Ondertussen was de volgende startgroep inclusief motards en volgwagens ook alweer gepasseerd, plus nog een tweede groep er vlak achter. Uiteindelijk vonden we weer aansluiting bij een groep die daar aweer chter zat. Dit ging iets beheerster en metveen tempo van zo tussen de 35 tot 40 km/h ging het relaxed richting Ovada. Enerzijds jammer dat we het snellere peloton moesten laten gaan, anderzijds is dit waarschijnlijk ons behoud, dachten we.

Na enige tijd werd de weg nat en niet kort daarna kwamen de eerste regendruppels. Dit resulteerde direct al in een glij partij voor in het peloton. Een man vlak voor ons schoof hard onderuit op een rotonde. In een poging hem te ontwijken schoot ik ook in de slip maar kon nog net om zijn fiets heen – ik miste zijn velg op nog geen centimeter denk ik. Dat was de wake-up call en zat de schrik er duidelijk in bij het peloton. Bij de rest van de rotonden en afslagen werd er een stuk voorzichtiger gereden

Vlak voor de eerste post bij Orvada, op ca 120 km, stonden Veerle & Monique op een perfecte plek langs het parcours. We hadden toch nog 35 gemiddeld op de teller staan, wat gezien de vele rotondes en rot wegen alleszins meeviel. We hebben snel de bidons gevuld en na een snelle plas reden we door naar de Passo Del Torchino.

Passo del Torchino

De Passo del Torchini is heerlijk lopende klim. Het eerste stukje is te steil voor mij om Ron bij te houden en ook Dik rijdt verstandig zijn eigen tempo. Na een paar kilometer wordt de klim voor mij pas echt leuk en wisselen stukken met 4-5% af met vals plat. Dit is meer mijn terrein en ik geef flink gas. Ik rij hele hordes voorbij en passeer ook Ron weer op een vlak stuk – die nu op zijn beurt zijn eigen tempo blijft rijden. Ondertussen had ik een paar renners in mijn wiel en een ervan, een Italiaan is kanarie-geel lycra, stelt voor om samen te werken. Dat ging best lekker, maar toen het weer richting 4-5% ging was ik die ook weer kwijt. Het laatste stuk was helaas een verrassing van 8-9% en dat is dan weer niet mijn ding. Ik had Ron al weer snel verwacht en ja hoor, vlak voor de top komt hij me voorbij. Maar daar issie dan – DE tunnel. Net voor de tunnel vlakt het af en kan ik weer vaart maken en naar Ron fietsen. Vlak achter hem kom ik uit de tunnel. Een heerlijk gevoel bekruipt me terwijl we even op Dik wachten. Het hoogste punt van de koers hebben we gehad, van hieruit rijden we naar beneden naar de kust, die we na circa 150 km zullen bereiken. Dik is ook al snel boven en na een paar kiekjes klikken we weer in de pedalen. Ondanks de bewolking zien we de mediterrane in de verte liggen – echt heel gaaf.

Langs de mediterrane

Op de kust weg aangekomen blijkt al snel dat die niet echt vlak is. Daardoor was het moeilijk groepjes bij elkaar te houden. Maar wat is het mooi. Uiteindelijk hebben weer aardig groepje bij elkaar. Er wordt goed samengewerkt en we rijden door prachtige kustplatjes en spectaculaire kust wegen naar het volgende punt waar we Veerle & Monique verwachten.

Na onze stop hadden we geen groep meer helaas, dus moesten we zelf aan de bak. Ik had gelukkig goede benen dus kon ik kilometers lang lekker de kop nemen op mijn eigen tempo. Uiteindelijk hebben we heel wat plukjes ingehaald en aangesloten. Er was weinig animo bij de anderen om kopwerk te doen – op een goed gesoigneerde Italiaan na – die met veel plezier alle dames bij de zebrapaden bedankte met Ciao Bella 😉 Later kwam er gelukkig ook af en toe nog een andere vrijwilliger naar voren om wat kopwerk mee te doen, dat was toch wel even lekker zo af en toe.. Maar je zag wel dat het beste er bij de meeste al wel af was en iedereen omzichtig met de reserves omgaat.

Vanaf een kilometer of 220 begint er een zeurend gevoel in mijn rechter knie. Ai, dat opspelen van die knie had ik n de voorbereidingen bij eerste 100km rit al eens gehad. Toen was het de volgende dagen gelukkig weer weg. Ook bij mijn 200 km rit voelde ik dit weer op het eind. Duidelijk toch een soort overbelastingsdinngeteje door te snel te veel kilometers te maken denk ik. Hopelijk zet het ook dit keer niet door – en gewoon doortrappen dus.

Wel listig dat het in de plaatsjes behoorlijk druk was met verkeer. Alleen het voorste peloton van elke startgroep krijgt motards mee die de weg vrij maken; de stumpers die er af waaieren, zoals wij ;-), moeten maar zien hoe ze door het verkeer laveren. Gelukkig stonden er wel verkeersleiders op de listigste punten, maar echt super is het niet. Zoals het een net opgevoede wielrenner betaamd reden we natuurlijk gewoon links langs de rijen auto’s en met een beleefd handje omhoog bedankte we de bestuurders op voorhand voor het ons voor laten gaan – Grazie – en gas er weer op. Ron staat niet bekend om zijn omzichtigheid in het verkeer en schoot bij een van de kruisingen door, had niet door dat de rest nog achter de auto’s zat en besloot in plaats van te wachten voor eigen eer en glorie te gaan rijden. Hij kon gelukkig aansluiten bij een groepje dat net voor ons vast zat in het verkeer. Ik bleef bij Dik en de rest van het groepje en stampte vrolijk door naar de eerste serieuze capo in het parcours.

Aai, nu wordt die knie toch wel een probleem. Elke keer als ik even mijn benen stilhield kreeg ik mijn knie haast niet meer rond gedraaid. Na een paar flinke pijnscheuten ging het dan wel weer, maar dit is verre van geruststellend. Best lastig met al die rotondes en stoplichten waar je toch steeds even je benen stil hield.

De eerste Capo’s

Voor de eerste echte klim, de Capo Berta, krijg je twee kleinere puisten te verwerken, de Capo Mele en Capo Cervo. Die zijn hooguit zo’n 70 hoogte meters, maar wel pittig en die hakken er toch wel in bij mijn knie. Na de afdaling van de laatstgenoemde, waarbij ik uiteraard de druk van mijn pedalen haalde, schoot er een enorme pijnscheut in mijn knie. What the f… ik kreeg mijn knie echt niet meer aan de gang zonder dat de tranen in mijn ogen schoten. Dat wordt nog wat bij de snel naderende Capo Berta en het scenario van het wachten op de bezemwagen doemde op in mijn gedachten. Gek genoeg ging het na enige tijd toch steeds weer.

Ergens haalden we nog een (jongere) behoorlijk versleten westlander in, die uiteraard kon rekenen op een vrolijke vraag van Dik of het nog een beetje ging , begeleid met een bemoedigend klopje op zijn schouder. Hij was zijn drie maten kwijt geraakt. Die hadden tot de voet van de Passo Del Turchino in de snelste groep gekoerst maar hadden het gepresteerd om daar in het begin van de klim fout te rijden. Hij zat er vlak achter en was wel goed gereden, maar met het gevolg dat hij moederziel alleen tussen wal en schip geraakt was. Maar wel dapper doorgestreden en uiteraard uitgereden. Zijn maten zouden later met 330 km (!) op de teller finishen – over bikkels gesproken…

Capo Berta

Vrij aan het begin van de eerste van de die beruchte capo’s, de Capo Berta, reed Dik al van mij los. Maar daar zagen we opeens een bekende bus met de twee dames staan – en jawel – een extra verzorgingspost van onze top-verzorgers. Super om net voor de finale nog even bij te kunnen tanken. Veerle toverde ook twee Advils uit haar tas om de pijn in mijn knie nog wat te verzachten. Sjonge, wat kan een blikje cola dan opeens het lekkerste op de wereld zijn. En wat een mega boer kwam er uit op het moment dat ik weer opstapte… met verschrikte blikken van de fietsers in de buurt… Ron, die kennelijk ca 300 m voor ons reeds had de post helaas gemist en is doorgereden.

Na een paar vloeken bij het wegrijden kwam mijn knie weer langzaam op gang. Dik kwam me weer voorbij zetten en ik reed op een zo klein mogelijk molentje naar boven. In de afdaling kwam de hele bubs weer samen en hadden we een leuk clubje met een paar Duitsers en Belgen. Kort na de afdaling, het loopt zelfs nog wat af, sjees je door de bekende smalle straatjes en pleinen met fonteinen op de rotondes in Imperial. Ik herken het heel karakteristiek beeld en voel een gelukzalige rilling door mijn lijf gaan. Zo gaaf om hier nu zelf te rijden en over de – hier gelukkig wel met verkeersregelaars uitgeruste – straten te razen.

Cipressa

Ik had ondertussen door dat ik moest zorgen dat ik druk op mijn pedalen hield; op die manier bleef mijn knie onder controle. Dat werkte eigenlijk het beste op kop en niemand had er bezwaar tegen als ik gas gaf vooraan ;-). Dan, na weer een prachtig stuk kustweg gaat de weg opeens stijl omhoog. Onmiddellijk schakelen we allemaal naar ons eigen tempo. Ik had geen idee waar ik zat en vroeg aan de mij passerende Duitsers welke Capo dit nu weer was. Het bleek de Cipressa te zijn. Amai, da’s een flinke, maar wel de een-na-laatste. Elk nadeel heb zijn voordeel ;-). Ik draaide eigenlijk best aardig op mijn koffiemolentje en ondanks dat hij langer was dan ik hoopte/wilde (circa 240 hm), kwam ik toch aardig boven. Ik genoot van de prachtige groene uitzichten en een mooie blauwe zee. Nog een zo’n puist en we zijn er – ik kon nog ruim binnen de 10 uur finishen. Omdat het kort daarna weer naar boven zou gaan had het geen zin om op Dik te wachten dus dook ik naar beneden. Dat was vooral ook om mijn knie in beweging te houden.

Weer rijden we door schilderachtige straatjes en prachtige boulevards met overal mooie kleurige bloemen – een mooi stukje PR voor het Italiaanse toerisme! Het valt me al even op hoeveel renners je in ‘toer-modus’ tegen komt – die met holle ogen alleen nog het doek hebben om de finish te halen. Je weet dat het gevaar van de man met de hamer altijd om de hoek dreigt. Smijten met krachten zoals ik zo graag doe heeft me al vaak de kop gekost. Maar nu voelen mijn benen (afgezien van mijn stramme knie) nog steeds super en dan is het of je, ook na zoveel kilometers, nog steeds de hele wereld aan kan. Ik weet ook wel dat dat natuurlijk niet echt zo is, maar lekker voelt het wel. Dat is toch wel het wonderlijke van wielrennen.

Poggio

En dan, na zo’n 285 kilometer draai je de Poggio op. Bij de eerste meters schiet er nu ineens de kramp in mijn linker been. Om mijn rechterknie te ontlasten heb ik meer met links getrapt (er waren stukken bij dat ik voor mijn gevoel alleen met links kracht zette) – dat lijkt zich nu te wreken. Het beeld van de Marmotte van vorig jaar doemt even bij me op…Ik weet in een klap weer hoe pijnlijk kramp is! Dan kan een relatief kleine klim je nog aardig duur komen te staan. Ik dwing mezelf dit alles te negeren en door te trappen. Het lukt, de kramp trekt weg en mijn knie draait ook weer.

Best pittig die Poggio. maar gelukkig wel van het formaat dat prof-sprinters (en zielen als ik) het kunnen overleven. Ik zie een bordje met 3.5 km naar de top – en nog totaal 10 km te gaan. Ik herken de bloemenkassen en straatjes van TV en geniet van ht prachtige uitzicht op de zee en Sanremo. Ik zie hier in gedachten het peloton op TV knokken voor de beste posities richting de finish. Een grapjas heeft ruim voor de top van de Poggio om de 200 meter op de weg geschilderd dat het nog 200m is – een raar soort humor. Ik had dit al ergens gelezen en ik kon er ergens wel om glimlachen. Uiteindelijk, toch wel veel verder dan ik dacht, vlakt het dan eindelijk af en begint en even zo mooie (maar listige) afdaling. Prachtige bergrandjes met steile kliffen waar er in de race nog wel eens eentje overheen naar beneden dook. Gelukkig val je niet ver door de mooie begroeiing denk ik nog. Ik kijk op mijn Garmin en zie dat ik makkelijk binnen de tien uur ga blijven – dat was toch wel stiekem mijn doel. Het voelt lekker te weten dat ik dat nu, als het moet zelfs zonder knieën, nog wel moet kunnen halen.

Sanremo

In de straten van Sanremo rijg ik het groepje Duitsers weer bij elkaar en we sjezen – okay, niet geheel verantwoord, met stevig tempo tussen het verkeer door. We passeren het bordje met ultimo chilometro (of zoiets) en ik kon een grote glimlach niet onderdrukken. Bij de laatste afslag de finish straat in kijk ik hoopvol naar het groepje, maar er was geen animo om te sprinten. Tsja, wat doe je dan, toch nog effe vol in de sprint natuurlijk  (voor de ingewijden een ’Arietje’) – het groepje achterlatend met een blik die uitsprak dat ze nu echt zeker wisten dat die Olandese niet helemaal lekker is ;-). Mij een biet – ik genoot ervan. Over de finish rij ik rechtstreeks in de armen van Veerle en Monique. Het gelukzaligs gevoel is maar moeilijk te beschrijven – wat had ik genoten. Dat kon mijn tegenstribbelende knie niet wegnemen! Kort daarvoor was Ron ook gearriveerd en ook Dik kwam al snel over de finish. Gaaf dat we zo’n groot deel samen hebben kunnen rijden en Dik uiteindelijk ook in 10 uur binnen was. Ik hoop dat ik dat over 10 jaar ook nog kan.

De dames verzaakten de verzorging ook hier niet en we werden verwend met rijkelijke hoeveelheden bier, chips en Focaccia. Uiteraard doken we gedrieën zo snel mogelijk op Strava om te zien of onze prestatie wel goed geregistreerd was –stel je voor ha ha. De finish bleef nog zo’n drie uur open en we zagen veel (van onderweg) bekende pakjes over de streep komen. Wat opviel is dat daar toch aardig wat renners uit de snelste groep tussen zaten. Het blijkt toch wel dat velen zich in die eerste 120 kilometer verslikken.

En toen liep het effe anders….

Uiteindelijk fietsen we naar ons hotel aan de boulevard om een lekker douche te nemen en ons eens goed in een restaurant te laten fêteren. Niet dus – dat liep effe anders… . Na mijn douche glij ik met een mega klap onderuit op de spekgladde badkamervloer. Mijn elleboog was steviger dan de badkamer tegels met het gevolg dat die brak en zich vervolgens in mijn elleboog sneed. Veerle stond er vlak naast en schreeuwde van schrik zo mogelijk nog harder. Ze hielp me overeind en al snel was duidelijk dat ik bloede als een rund. Veerle wilde al een noodnummer bellen, maar dat vond ik niet direct nodig – je bent eigenwijs of niet… Maar eerlijk gezegd, nadat ik even goed ‘door mijn elleboog heen’ gekeken had, moest ik wel instemmen dat de ambulance gebeld werd.

De ambulance was er verassend snel, ze stonden paraat in de finish straat. Na een snelle blik werd onmiddellijk besloten dat ik mee moest naar het ziekenhuis. Terwijl ik door de broeders in de ambulance verbonden wordt zie ik Veerle onwel worden –een bekend euvel want ze kan echt niet tegen bloed. Maar dapper dat ze is zet ze wel door en stapt uiteindelijk met een bleek gezicht in de ambulance. Aardige gasten trouwens, ze wisetn me ok nog te melden dat zij alleen al twee mensen hadden afgevoerd. Eentje na een ongeluk in de straten voor de finish (da’s pas lullig!) en eentje na de streep – ook knap lullig, maar dan hebie wel je medaille ;-). En ik hoor ze bij de volgende rit al zeggen: oh ja – ook een nog grotere sukkel – die overleeft 300 km over wegen als gatenkaas met levenslink verkeer, en klettert dan te pletter in de badkamer…. Ach, mijn moeder kent het ritueel met mijn vader; Veerle begint er ondertussen ook al aardig aan te wennen ;-).

Bij aankomst wordt ik in een rolstoel (!) gehesen. Ik zeg nog dat het om mijn arm gaat maar daar tanen ze niet naar, ik moet en zal in een rolstoel binnengereden worden – dat is hier denk bij wet zo geregeld…. Nee dan voel je je lekker vitaal….De eerste hulp arts in het ziekenhuis is onverbiddelijk; ik sputter nog wat tegen maar ze maakt resoluut een handgebaar alsof ze een kledingstuk aan elkaar naait – en met een blik die ik, zeker niet in het Italiaans, tegen kan spreken. Ik leg me er bij neer en Veerle duwt me naar de wacht ruimte. Het was op dat moment half negen. De rest van de groep zou wachten met eten maar het werd helaas al snel duidelijk dat dit wel even ging duren. Sjonge wat een partij pechvogels zat daar al te wachten zeg. In kleding die varieerde van voetballers, paardrijdsters, zwervers en overvallers. Dit avondje hadden we ons toch anders voorgesteld. Ik had ook al meerdere keren tegen Veerle geopperd dat we maar weg moesten gaan – ik was er helemaal klaar mee. Maar Veerle, die ook doodmoe was, gaf evengoed geen krimp. Supertof dat de rest van de groep langs kam met een paar heerlijke broodjes met warme kaas en aubergine. Dat was smullen want ik lag ondertussen bijna om van de honger. Het koste wat overtuigingskracht maar uiteindelijk stemde de groep toch in om maar vast naar huis te gaan. En dat was maar goed ook, want wij waren uiteindelijk pas om half twee terug in het hotel. Met een stuk of 7 hechtingen in mijn elleboog, een grote blauwe plek op mijn rug en schouder en vol met antibiotica plof ik uiteindelijk toch in mijn bed. Mijn benen voelden stram – waar de profrenners na een race direct op de rollenbank gaan om te herstellen, zit ik dik vijf uur in een rolstoel…. Da’s niet best voor je spieren kwam ik achter.

’s Morgens werd ik doodmoe wakker maar alle pijntjes vielen gelukkig mee. Ook de benen voelden eigenlijk best goed, alleen mijn knie voelde wat stijfjes aan. Na nog een heerlijke dag in Sanremo en Imperia was het tijd om naar de luchthaven te gaan. Ron, Veerle en ik vlogen terug naar Amsterdam terwijl Dik en Monique nog even in Sanremo blijven; ze reizen van daar uit naar de Tourmalet voor de volgende fietsuitdaging.

Ondanks de knullige actie in de badkamer kijk ik terug op een enorm gave ervaring. De gedachten van het sjezen over de kustweg, met de prachtige uitzichten een lekker gevoel in de benen zal me nog heel lang blij maken. Toch meer mijn ding dan hoge bergen op ploeteren 😉

Met dank aan Monique en Veerle voor al het geregel met bussen, hotels en verzorging en Ron en Dik voor het willen delen van deze geweldige ervaring – ik heb het hele weekend genoten (behalve dan die 5 uur in het ziekenhuis 😉 ).